Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/15353268.webp
presse ud
Hun presser citronen ud.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/91906251.webp
råbe
Drengen råber så højt han kan.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stoppe
Kvinden stopper en bil.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/83661912.webp
forberede
De forbereder et lækkert måltid.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
cms/verbs-webp/118003321.webp
besøge
Hun besøger Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/61280800.webp
begrænse
Jeg kan ikke bruge for mange penge; jeg skal begrænse mig.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/12991232.webp
takke
Jeg takker dig meget for det!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/97593982.webp
forberede
En lækker morgenmad er blevet forberedt!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
cms/verbs-webp/44159270.webp
returnere
Læreren returnerer opgaverne til eleverne.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkere
Cyklerne er parkeret foran huset.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhænge
Han er blind og afhænger af ekstern hjælp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/83548990.webp
vende tilbage
Bumerangen vendte tilbage.
terugkomen
De boemerang kwam terug.