Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

stupirsi
Si è stupita quando ha ricevuto la notizia.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

ritrovare la strada
Non riesco a ritrovare la strada di ritorno.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

conoscere
I cani sconosciuti vogliono conoscersi.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

descrivere
Come si possono descrivere i colori?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

entrare
Lui entra nella stanza d’albergo.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

risparmiare
Puoi risparmiare sui costi di riscaldamento.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

rafforzare
La ginnastica rafforza i muscoli.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

scrivere ovunque
Gli artisti hanno scritto su tutta la parete.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

accompagnare
Il cane li accompagna.
begeleiden
De hond begeleidt hen.

parlare
Lui parla al suo pubblico.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

scappare
Il nostro gatto è scappato.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
