Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/53646818.webp
vpustiť
Bolo sneženie vonku a my sme ich vpustili.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/120509602.webp
odpustiť
Nikdy mu to nebude môcť odpustiť!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
cms/verbs-webp/1422019.webp
opakovať
Môj papagáj môže opakovať moje meno.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/59552358.webp
spravovať
Kto spravuje peniaze vo vašej rodine?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/87142242.webp
visieť
Houpacia sieť visí zo stropu.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/91603141.webp
utekať
Niektoré deti utekajú z domu.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/96476544.webp
určiť
Dátum sa určuje.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/111615154.webp
odviezť
Mama odviezla dcéru domov.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/61280800.webp
obmedziť sa
Nemôžem minúť príliš veľa peňazí; musím sa obmedziť.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/117491447.webp
závisieť
Je slepý a závisí na vonkajšej pomoci.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/88615590.webp
opísať
Ako možno opísať farby?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
cms/verbs-webp/81025050.webp
bojovať
Športovci bojujú proti sebe.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.