Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/61806771.webp
priniesť
Kurier prináša balík.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/57481685.webp
opakovať rok
Študent opakoval rok.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/59552358.webp
spravovať
Kto spravuje peniaze vo vašej rodine?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/36190839.webp
bojovať
Hasiči bojujú s ohňom z vzduchu.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/112755134.webp
volať
Môže volať len počas svojej obedovej prestávky.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
cms/verbs-webp/8451970.webp
diskutovať
Kolegovia diskutujú o probléme.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/93792533.webp
znamenať
Čo znamená tento erb na podlahe?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/129300323.webp
dotknúť
Rolník sa dotkne svojich rastlín.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/116067426.webp
utekať
Všetci utekali pred ohňom.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/4553290.webp
vstúpiť
Loď vstupuje do prístavu.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/117658590.webp
vymrieť
Mnoho zvierat dnes vymrelo.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
cms/verbs-webp/84943303.webp
nachádzať sa
V škrupine sa nachádza perla.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.