Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

ausschlagen
Vorsicht, das Pferd kann ausschlagen!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

stehen
Der Bergsteiger steht auf dem Gipfel.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.

mitgehen
Der Hund geht mit ihnen mit.
begeleiden
De hond begeleidt hen.

entfernen
Wie kann man einen Rotweinfleck entfernen?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?

sprechen
Im Kino sollte man nicht zu laut sprechen.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

auseinandernehmen
Unser Sohn nimmt alles auseinander!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

protestieren
Die Menschen protestieren gegen Ungerechtigkeit.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.

passieren
Hier ist ein Unfall passiert.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

plaudern
Er plaudert oft mit seinem Nachbarn.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

totschlagen
Ich werde die Fliege totschlagen!
doden
Ik zal de vlieg doden!

lesen
Ohne Brille kann ich nicht lesen.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
