Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/28642538.webp
stehenlassen
Heute müssen viele ihr Auto stehenlassen.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/109071401.webp
umfassen
Die Mutter umfasst die kleinen Füße des Babys.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
cms/verbs-webp/102238862.webp
besuchen
Ein alter Freund besucht sie.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/110646130.webp
belegen
Sie hat das Brot mit Käse belegt.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/51573459.webp
betonen
Mit Schminke kann man seine Augen gut betonen.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/102631405.webp
vergessen
Sie will die Vergangenheit nicht vergessen.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/120978676.webp
niederbrennen
Das Feuer wird viel Wald niederbrennen.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/120762638.webp
mitteilen
Ich muss Ihnen etwas Wichtiges mitteilen.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
cms/verbs-webp/122010524.webp
unternehmen
Ich habe schon viele Reisen unternommen.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/121870340.webp
rennen
Der Sportler rennt.
rennen
De atleet rent.
cms/verbs-webp/33688289.webp
hereinlassen
Fremde sollte man niemals hereinlassen.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/129403875.webp
erklingen
Die Glocke erklingt jeden Tag.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.