Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/67095816.webp
zusammenziehen
Die beiden wollen bald zusammenziehen.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/92145325.webp
gucken
Sie guckt durch ein Loch.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/105623533.webp
sollen
Man soll viel Wasser trinken.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/111615154.webp
zurückfahren
Die Mutter fährt die Tochter nach Hause zurück.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liegen
Die Kinder liegen zusammen im Gras.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/40946954.webp
sortieren
Er sortiert gern seine Briefmarken.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/95056918.webp
führen
Er führt das Mädchen an der Hand.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reisen
Wir reisen gern durch Europa.
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/128644230.webp
erneuern
Der Maler will die Wandfarbe erneuern.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
cms/verbs-webp/122707548.webp
stehen
Der Bergsteiger steht auf dem Gipfel.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/28581084.webp
herabhängen
Eiszapfen hängen vom Dach herab.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/111063120.webp
sich kennenlernen
Fremde Hunde wollen sich kennenlernen.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.