Woordenlijst
Leer werkwoorden – Arabisch
وصل
وصل في الوقت المحدد.
wasal
wasal fi alwaqt almuhadadi.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
يجب الانتباه
يجب الانتباه إلى علامات الطريق.
yajib aliantibah
yajib aliantibah ‘iilaa ealamat altariqi.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
تثري
البهارات تثري طعامنا.
tuthri
albaharat tathri taeamana.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
يحضرون
يحضرون وجبة لذيذة.
yahdurun
yahdurun wajbatan ladhidhatan.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
توقف
يجب أن تتوقف عند الإشارة الحمراء.
tawaquf
yajib ‘an tatawaqaf eind al‘iisharat alhamra‘i.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
عمل
الدراجة النارية معطلة؛ لم تعد تعمل.
eamil
aldaraajat alnaariat mueatalatun; lam taeud taemal.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
يمر
الماء كان عاليًا؛ الشاحنة لم تستطع أن تمر.
yamuru
alma‘ kan ealyan; alshaahinat lam tastatie ‘an tumari.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
استيقظ
لقد استيقظ للتو.
astayqaz
laqad astayqiz liltuw.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
نظرت لأسفل
تنظر لأسفل إلى الوادي.
nazart li‘asfal
tanzur li‘asfal ‘iilaa alwadi.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
تركض نحو
الفتاة تركض نحو أمها.
tarkud nahw
alfatat tarkud nahw ‘umaha.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
يناقشون
الزملاء يناقشون المشكلة.
yunaqishun
alzumala‘ yunaqishun almushkilata.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.