Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
répondre
Elle a répondu par une question.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
s’occuper de
Notre concierge s’occupe du déneigement.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
discuter
Les collègues discutent du problème.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
suggérer
La femme suggère quelque chose à son amie.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
souligner
Il a souligné sa déclaration.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
aimer
L’enfant aime le nouveau jouet.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
offrir
Que m’offres-tu pour mon poisson?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
découvrir
Les marins ont découvert une nouvelle terre.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
offrir
Elle a offert d’arroser les fleurs.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
arriver
L’avion est arrivé à l’heure.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
souligner
On peut bien souligner ses yeux avec du maquillage.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.