Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
exister
Les dinosaures n’existent plus aujourd’hui.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
imiter
L’enfant imite un avion.
cms/verbs-webp/82378537.webp
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
jeter
Ces vieux pneus doivent être jetés séparément.
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
inviter
Nous vous invitons à notre fête du Nouvel An.
cms/verbs-webp/78932829.webp
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
soutenir
Nous soutenons la créativité de notre enfant.
cms/verbs-webp/79582356.webp
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
déchiffrer
Il déchiffre les petits caractères avec une loupe.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
peindre
Elle a peint ses mains.
cms/verbs-webp/81973029.webp
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
initier
Ils vont initier leur divorce.
cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
servir
Les chiens aiment servir leurs maîtres.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trainen
De hond wordt door haar getraind.
former
Le chien est formé par elle.
cms/verbs-webp/68779174.webp
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
représenter
Les avocats représentent leurs clients au tribunal.
cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
rapporter
Elle rapporte le scandale à son amie.