Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

choisir
Elle choisit une nouvelle paire de lunettes de soleil.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

laisser
Ils ont accidentellement laissé leur enfant à la gare.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

parler mal
Les camarades de classe parlent mal d’elle.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

publier
L’éditeur a publié de nombreux livres.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

rater
Elle a raté un rendez-vous important.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

aller
Où allez-vous tous les deux?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

produire
Nous produisons notre propre miel.
produceren
We produceren onze eigen honing.

explorer
Les astronautes veulent explorer l’espace.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

changer
Beaucoup de choses ont changé à cause du changement climatique.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

céder
De nombreuses vieilles maisons doivent céder la place aux nouvelles.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

accoucher
Elle va accoucher bientôt.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
