Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/105224098.webp
confirmer
Elle a pu confirmer la bonne nouvelle à son mari.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
cms/verbs-webp/82845015.webp
se présenter
Tout le monde à bord se présente au capitaine.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/74009623.webp
tester
La voiture est testée dans l’atelier.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/117491447.webp
dépendre
Il est aveugle et dépend de l’aide extérieure.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/108991637.webp
éviter
Elle évite son collègue.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/61806771.webp
apporter
Le messager apporte un colis.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/129244598.webp
limiter
Pendant un régime, il faut limiter sa consommation de nourriture.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/109766229.webp
sentir
Il se sent souvent seul.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/75487437.webp
diriger
Le randonneur le plus expérimenté dirige toujours.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/118588204.webp
attendre
Elle attend le bus.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/86583061.webp
payer
Elle a payé par carte de crédit.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/47062117.webp
se débrouiller
Elle doit se débrouiller avec peu d’argent.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.