Woordenlijst
Leer werkwoorden – Japans

要求する
彼は賠償を要求しています。
Yōkyū suru
kare wa baishō o yōkyū shite imasu.
eisen
Hij eist compensatie.

支配する
バッタが支配してしまった。
Shihai suru
batta ga shihai shite shimatta.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

始まる
子供たちの学校がちょうど始まっています。
Hajimaru
kodomo-tachi no gakkō ga chōdo hajimatte imasu.
beginnen
School begint net voor de kinderen.

伝える
彼女は私に秘密を伝えました。
Tsutaeru
kanojo wa watashi ni himitsu o tsutaemashita.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.

帰る
とうとうお父さんが帰ってきた!
Kaeru
tōtō otōsan ga kaettekita!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

貯める
その少女はお小遣いを貯めています。
Tameru
sono shōjo wa o kodzukai o tamete imasu.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

散歩する
家族は日曜日に散歩に出かけます。
Sanpo suru
kazoku wa nichiyōbi ni sanpo ni dekakemasu.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.

再会する
彼らはついに再び会います。
Saikai suru
karera wa tsuini futatabi aimasu.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

入る
入ってください!
Hairu
Iri tte kudasai!
binnenkomen
Kom binnen!

給仕する
シェフが今日私たちに直接給仕しています。
Kyūji suru
shefu ga kyō watashitachi ni chokusetsu kyūji shite imasu.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

加える
彼女はコーヒーに少しミルクを加える。
Kuwaeru
kanojo wa kōhī ni sukoshi miruku o kuwaeru.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
