Woordenlijst
Leer werkwoorden – Japans

戦う
消防署は空から火事と戦っています。
Tatakau
shōbōsho wa sora kara kaji to tatakatte imasu.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

差し迫る
災害が差し迫っています。
Sashisemaru
saigai ga sashisematte imasu.
op handen zijn
Een ramp is op handen.

塗る
車は青く塗られている。
Nuru
kuruma wa aoku nura rete iru.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

行く必要がある
私は緊急に休暇が必要です。行かなければなりません!
Iku hitsuyō ga aru
watashi wa kinkyū ni kyūka ga hitsuyōdesu. Ikanakereba narimasen!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

訓練する
その犬は彼女に訓練されています。
Kunren suru
sono inu wa kanojo ni kunren sa rete imasu.
trainen
De hond wordt door haar getraind.

キャンセルする
彼は残念ながら会議をキャンセルしました。
Kyanseru suru
kare wa zan‘nen‘nagara kaigi o kyanseru shimashita.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

完了する
彼らは難しい課題を完了しました。
Kanryō suru
karera wa muzukashī kadai o kanryō shimashita.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

耐える
彼女は歌が耐えられません。
Taeru
kanojo wa uta ga tae raremasen.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

食べる
今日私たちは何を食べたいですか?
Taberu
kyō watashitachi wa nani o tabetaidesu ka?
eten
Wat willen we vandaag eten?

調べる
知らないことは調べる必要があります。
Shiraberu
shiranai koto wa shiraberu hitsuyō ga arimasu.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.

出発したい
彼女はホテルを出発したがっています。
Shuppatsu shitai
kanojo wa hoteru o shuppatsu shita gatte imasu.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
