Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/86064675.webp
puŝi
La aŭto haltis kaj devis esti puŝita.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/104167534.webp
posedas
Mi posedas ruĝan sportaŭton.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
cms/verbs-webp/44159270.webp
revenigi
La instruisto revenigas la eseojn al la studentoj.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/5161747.webp
forigi
La ekskavilo forigas la grundon.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
cms/verbs-webp/40326232.webp
kompreni
Fine mi komprenis la taskon!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/108286904.webp
trinki
La bovoj trinkas akvon el la rivero.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
cms/verbs-webp/12991232.webp
danki
Mi dankas vin multe pro tio!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/79322446.webp
prezenti
Li prezentas sian novan koramikinon al siaj gepatroj.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/113885861.webp
infektiĝi
Ŝi infektiĝis per viruso.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
cms/verbs-webp/71991676.webp
forlasi
Ili akcidente forlasis sian infanon ĉe la stacidomo.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/68212972.webp
paroli
Kiu scias ion rajtas paroli en la klaso.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/78973375.webp
akiri malsanan ateston
Li devas akiri malsanan ateston de la kuracisto.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.