Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
kompreni
Mi ne povas kompreni vin!

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
revidi
Ili fine revidas unu la alian.

eten
Wat willen we vandaag eten?
manĝi
Kion ni volas manĝi hodiaŭ?

ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
renkonti
Ili unue renkontiĝis sur la interreto.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
alveni
La aviadilo alvenis laŭhore.

slapen
De baby slaapt.
dormi
La bebo dormas.

boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
koleriĝi
Ŝi koleriĝas ĉar li ĉiam ronkas.

knippen
De kapper knipt haar haar.
tranĉi
La harstilisto tranĉas ŝian hararon.

elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
rigardi
Ili rigardis unu la alian dum longa tempo.

uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
inviti
Ni invitas vin al nia novjara festo.

weglopen
Onze kat is weggelopen.
forkuri
Nia kato forkuris.
