Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
promeni
La familio promenas dimanĉe.

verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
interkonekti
Ĉiuj landoj sur Tero estas interkonektitaj.

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limigi
Bariloj limigas nian liberecon.

vermijden
Hij moet noten vermijden.
eviti
Li bezonas eviti nuksojn.

beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
protekti
Kasko supozeble protektas kontraŭ akcidentoj.

mengen
De schilder mengt de kleuren.
miksi
La pentristo miksas la kolorojn.

begeleiden
De hond begeleidt hen.
akompani
La hundo ilin akompanas.

verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
elteni
Ŝi ne povas elteni la kantadon.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
konservi
Mi konservas mian monon en mia noktotablo.

luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
aŭskulti
Li ŝatas aŭskulti la ventron de sia graveda edzino.

opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
serĉi
Kion vi ne scias, vi devas serĉi.
