Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
kuŝi
Jen la kastelo - ĝi kuŝas rekte kontraŭ!

uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
plenumi
Li plenumas la riparon.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
forveturi
Ŝi forveturas en sia aŭto.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
purigi
Ŝi purigas la kuirejon.

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
bati
Gepatroj ne devus bati siajn infanojn.

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
elekti
Ŝi elektas novan paron da sunokulvitroj.

wachten
Ze wacht op de bus.
atendi
Ŝi atendas la buson.

dansen
Ze dansen verliefd een tango.
danci
Ili danĉas tangoon enamo.

geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
validi
La vizo ne plu validas.

snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
detranchi
Por la salato, vi devas detranchi la kukumon.

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
trapasi
La akvo estis tro alta; la kamiono ne povis trapasi.
