Vortprovizo

Lernu Verbojn – nederlanda

cms/verbs-webp/106622465.webp
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
sidi
Ŝi sidas ĉe la maro ĉe sunsubiro.
cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
tuŝi
La farmisto tuŝas siajn plantojn.
cms/verbs-webp/81025050.webp
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
batali
La sportistoj batalas kontraŭ unu la alian.
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
alkutimiĝi
Infanoj bezonas alkutimiĝi al dentobrostado.
cms/verbs-webp/121670222.webp
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
sekvi
La kokinoj ĉiam sekvas sian patrinon.
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
subskribi
Li subskribis la kontrakton.
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
vivi
Ili vivas en komuna apartamento.
cms/verbs-webp/96476544.webp
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
fiksi
La dato estas fiksata.
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
bati
Ili ŝatas bati, sed nur en tablofutbalo.
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
reveni
La bumerango revenis.
cms/verbs-webp/93031355.webp
durven
Ik durf niet in het water te springen.
aŭdaci
Mi ne aŭdacas salti en la akvon.
cms/verbs-webp/49585460.webp
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
finiĝi
Kiel ni finiĝis en tiu situacio?