Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
mendi
Ŝi mendas matenmanĝon por si.

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
okazi al
Ĉu io okazis al li en la labora akcidento?

betalen
Ze betaalde met een creditcard.
pagi
Ŝi pagis per kreditkarto.

wachten
Ze wacht op de bus.
atendi
Ŝi atendas la buson.

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
trovi sian vojon
Mi povas bone trovi mian vojon en labirinto.

verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
kreskigi
La firmao kreskigis sian enspezon.

samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
kunlokiĝi
La du planas kunlokiĝi baldaŭ.

leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
ŝati
La infano ŝatas la novan ludilon.

verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
eltiri
Malbonherboj bezonas esti eltiritaj.

geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
doni
La patro volas doni al sia filo iom da ekstra mono.

veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
ŝanĝi
Multo ŝanĝiĝis pro klimata ŝanĝiĝo.
