Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

denken
Ze moet altijd aan hem denken.
pensi
Ŝi ĉiam devas pensi pri li.

geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
elspezi
Ni devas elspezi multe da mono por riparoj.

vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
amikiĝi
La du amikiĝis.

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
memorigi
La komputilo memorigas min pri miaj rendevuoj.

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
miksi
Diversaj ingrediencoj bezonas esti miksataj.

bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
prepari
Bongusta matenmanĝo estas preparita!

tellen
Ze telt de munten.
kalkuli
Ŝi kalkulas la monerojn.

samenwerken
We werken samen als een team.
kunlabori
Ni kunlaboras kiel teamo.

verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
respondeci
La kuracisto respondecas pri la terapio.

werken
Ze werkt beter dan een man.
labori
Ŝi laboras pli bone ol viro.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.
lavi
Mi ne ŝatas lavi la telerojn.
