Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
konsenti
La najbaroj ne povis konsenti pri la koloro.

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
pasi
La tempo foje pasas malrapide.

verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
forigi
La metiisto forigis la malnovajn kahelojn.

haten
De twee jongens haten elkaar.
malami
La du knaboj malamas unu la alian.

verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
luigi
Li luigas sian domon.

kijken
Ze kijkt door een gat.
rigardi
Ŝi rigardas tra truo.

bellen
Het meisje belt haar vriendin.
voki
La knabino vokas sian amikon.

vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
menci
La ĉefo menciis, ke li forigos lin.

naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
veni
Ŝanco venas al vi.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
dormi pli longe
Ili volas fine dormi pli longe unu nokton.

importeren
We importeren fruit uit veel landen.
importi
Ni importas fruktojn el multaj landoj.
