Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/123834435.webp
terugneem
Die toestel is defektief; die handelaar moet dit terugneem.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
cms/verbs-webp/90309445.webp
plaasvind
Die begrafnis het eergister plaasgevind.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
cms/verbs-webp/40326232.webp
verstaan
Ek het uiteindelik die taak verstaan!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/110667777.webp
verantwoordelik wees
Die dokter is verantwoordelik vir die terapie.
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
cms/verbs-webp/75487437.webp
lei
Die mees ervare stapper lei altyd.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/100634207.webp
verduidelik
Sy verduidelik aan hom hoe die toestel werk.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrou
Ons almal vertrou mekaar.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/119895004.webp
skryf
Hy skryf ’n brief.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/108580022.webp
terugkeer
Die vader het uit die oorlog teruggekeer.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
cms/verbs-webp/105224098.webp
bevestig
Sy kon die goeie nuus aan haar man bevestig.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
cms/verbs-webp/108556805.webp
kyk af
Ek kon van die venster af op die strand afkyk.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/128782889.webp
verbaas
Sy was verbaas toe sy die nuus ontvang het.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.