Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

red
Die dokters kon sy lewe red.
redden
De dokters konden zijn leven redden.

deel
Ons moet leer om ons rykdom te deel.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

verantwoordelik wees
Die dokter is verantwoordelik vir die terapie.
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.

vertaal
Hy kan tussen ses tale vertaal.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

versorg
Ons seun versorg sy nuwe motor baie goed.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

mis
Sy het ’n belangrike afspraak gemis.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

terugstel
Binnekort moet ons die klok weer terugstel.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

wegdoen
Hierdie ou rubber bande moet afsonderlik weggedoen word.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

klink
Haar stem klink fantasties.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

druk
Hulle druk die man in die water.
duwen
Ze duwen de man het water in.

verbygaan
Tyd gaan soms stadig verby.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
