Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
stel vas
Die datum word vasgestel.

veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
veroorsaak
Suiker veroorsaak baie siektes.

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
gebruik
Ons gebruik gasmaskers in die brand.

knippen
De kapper knipt haar haar.
sny
Die haarkapper sny haar hare.

vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
vernietig
Die tornado vernietig baie huise.

overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
oorlaat
Die eienaars laat hulle honde vir my oor vir ’n stap.

vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
vergelyk
Hulle vergelyk hul syfers.

slapen
De baby slaapt.
slaap
Die baba slaap.

kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
sleg praat
Die klasmaats praat sleg van haar.

genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
genoeg wees
Dit is genoeg, jy irriteer!

draaien
Ze draait het vlees.
draai
Sy draai die vleis.
