Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/102631405.webp
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
vergeet
Sy wil nie die verlede vergeet nie.
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
woon
Hulle woon in ’n gedeelde woonstel.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
verbygaan
Die trein gaan by ons verby.
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
uitstal
Moderne kuns word hier uitgestal.
cms/verbs-webp/114593953.webp
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
ontmoet
Hulle het mekaar die eerste keer op die internet ontmoet.
cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
veroorsaak
Alkohol kan kopseer veroorsaak.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
lieg
Hy lieg dikwels as hy iets wil verkoop.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
cms/verbs-webp/102114991.webp
knippen
De kapper knipt haar haar.
sny
Die haarkapper sny haar hare.
cms/verbs-webp/42212679.webp
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
werk vir
Hy het hard gewerk vir sy goeie punte.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
vervaardig
Een kan goedkoper met robotte vervaardig.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
aanbied
Wat bied jy my aan vir my vis?