Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
aanvaar
Kredietkaarte word hier aanvaar.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
proe
Die hoofsjef proe die sop.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
uitgee
Die uitgewer gee hierdie tydskrifte uit.
schrijven
Hij schrijft een brief.
skryf
Hy skryf ’n brief.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
beheer uitoefen
Ek kan nie te veel geld spandeer nie; ek moet beheer uitoefen.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
luister
Sy luister en hoor ’n geluid.
zingen
De kinderen zingen een lied.
sing
Die kinders sing ’n lied.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
verken
Mense wil Mars verken.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
bespreek
Die kollegas bespreek die probleem.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
ontmoet
Soms ontmoet hulle in die trappehuis.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
stomslaan
Die verrassing slaan haar stom.