Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
vertel
Sy vertel haar ’n geheim.

beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
beperk
Gedurende ’n dieet moet jy jou voedselinname beperk.

aanraken
Hij raakte haar teder aan.
raak
Hy het haar teer aangeraak.

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
stem saam
Die bure kon nie oor die kleur saamstem nie.

zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
draai na
Hulle draai na mekaar toe.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hang
Albei hang aan ’n tak.

elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
kyk mekaar aan
Hulle het mekaar vir ’n lang tyd aangekyk.

smaken
Dit smaakt echt goed!
proe
Dit proe regtig lekker!

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
verken
Die ruimtevaarders wil die ruimte verken.

verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
verantwoordelik wees
Die dokter is verantwoordelik vir die terapie.

zien
Je kunt beter zien met een bril.
sien
Jy kan beter sien met brille.
