Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/119404727.webp
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
doen
Jy moes dit ’n uur gelede gedoen het!
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
hou van
Die kind hou van die nuwe speelding.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
’n fout maak
Dink deeglik sodat jy nie ’n fout maak nie!
cms/verbs-webp/117311654.webp
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
dra
Hulle dra hul kinders op hulle rûe.
cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
sorteer
Hy hou daarvan om sy posseëls te sorteer.
cms/verbs-webp/84506870.webp
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
dronk raak
Hy raak amper elke aand dronk.
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.
cms/verbs-webp/112286562.webp
werken
Ze werkt beter dan een man.
werk
Sy werk beter as ’n man.
cms/verbs-webp/119417660.webp
geloven
Veel mensen geloven in God.
glo
Baie mense glo in God.
cms/verbs-webp/4706191.webp
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
oefen
Die vrou oefen joga.
cms/verbs-webp/23468401.webp
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
verloof raak
Hulle het in die geheim verloof geraak!
cms/verbs-webp/70624964.webp
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
pret hê
Ons het baie pret by die kermis gehad!