Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/117490230.webp
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
bestel
Sy bestel ontbyt vir haarself.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
terugstel
Binnekort moet ons die klok weer terugstel.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
kyk
Sy kyk deur ’n verkyker.
cms/verbs-webp/68841225.webp
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
verstaan
Ek kan jou nie verstaan nie!
cms/verbs-webp/19584241.webp
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
beskik oor
Kinders beskik net oor sakgeld.
cms/verbs-webp/3819016.webp
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
mis
Hy het die kans vir ’n doel gemis.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
aanbied
Wat bied jy my aan vir my vis?
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
bedek
Die kind bedek homself.
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
ry deur
Die kar ry deur ’n boom.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
sit
Baie mense sit in die kamer.
cms/verbs-webp/92384853.webp
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
geskik wees
Die pad is nie geskik vir fietsryers nie.
cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
staan laat
Vandag moet baie mense hulle motors laat staan.