Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
ontvang
Sy het ’n baie mooi geskenk ontvang.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
akkommodasie kry
Ons het akkommodasie in ’n goedkoop hotel gekry.
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
bou
Wanneer is die Groot Muur van China gebou?
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
onderskryf
Ons onderskryf jou idee graag.
doden
Ik zal de vlieg doden!
doodmaak
Ek sal die vlieg doodmaak!
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
gooi
Hy gooi die bal in die mandjie.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
skakel af
Sy skakel die alarmklok af.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
slaag
Die studente het die eksamen geslaag.
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
voorberei
’n Heerlike ontbyt is voorberei!
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
verlaat
Toeriste verlaat die strand teen middag.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
skep
Hy het ’n model vir die huis geskep.