Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/90539620.webp
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
verbygaan
Tyd gaan soms stadig verby.
cms/verbs-webp/110775013.webp
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
neerskryf
Sy wil haar besigheidsidee neerskryf.
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
wag
Ons moet nog ’n maand wag.
cms/verbs-webp/85191995.webp
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
oor die weg kom
Beëindig jou stryd en kom eindelik oor die weg!
cms/verbs-webp/98561398.webp
mengen
De schilder mengt de kleuren.
meng
Die skilder meng die kleure.
cms/verbs-webp/120762638.webp
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
vertel
Ek het iets belangriks om vir jou te vertel.
cms/verbs-webp/61806771.webp
brengen
De koerier brengt een pakketje.
bring
Die boodskapper bring ’n pakkie.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
toets
Die motor word in die werkswinkel getoets.
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.
cms/verbs-webp/102304863.webp
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
skop
Wees versigtig, die perd kan skop!
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
terugkeer
Die boemerang het teruggekeer.
cms/verbs-webp/90287300.webp
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
lui
Hoor jy die klok lui?