Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
verkoop
Die koopwaar word uitverkoop.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
wakker maak
Die wekker maak haar om 10 vm. wakker.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
voel
Hy voel dikwels alleen.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
onderstreep
Hy het sy verklaring onderstreep.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
dien
Honde hou daarvan om hulle eienaars te dien.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
opdateer
Deesdae moet jy jou kennis voortdurend opdateer.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
terugkeer
Die vader het uit die oorlog teruggekeer.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
vriende word
Die twee het vriende geword.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
blind word
Die man met die merke het blind geword.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
verryk
Speserye verryk ons kos.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
stel voor
Hy stel sy nuwe vriendin aan sy ouers voor.