Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

missen
De man heeft zijn trein gemist.
mis
Die man het sy trein gemis.

bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
bekend wees met
Sy is nie bekend met elektrisiteit nie.

bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
dien
Die sjef dien ons vandag self.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
bewys
Hy wil ’n wiskundige formule bewys.

liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
lieg
Hy lieg dikwels as hy iets wil verkoop.

controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
kontroleer
Die tandarts kontroleer die pasiënt se tande.

mengen
De schilder mengt de kleuren.
meng
Die skilder meng die kleure.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
brand
Die vleis moet nie op die rooster brand nie.

kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
gesels
Studente moet nie tydens die klas gesels nie.

optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
optrek
Die helikopter trek die twee mans op.

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
oefen
Sy oefen ’n ongewone beroep uit.
