Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/44518719.webp
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
stap
Hierdie pad moet nie gestap word nie.
cms/verbs-webp/61280800.webp
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
beheer uitoefen
Ek kan nie te veel geld spandeer nie; ek moet beheer uitoefen.
cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
uitlaat
Jy kan die suiker in die tee uitlaat.
cms/verbs-webp/85677113.webp
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
gebruik
Sy gebruik daagliks skoonheidsprodukte.
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
vermeerder
Die maatskappy het sy inkomste vermeerder.
cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
verder gaan
Jy kan nie enige verder op hierdie punt gaan nie.
cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
soek
Die inbreker soek die huis.
cms/verbs-webp/86710576.webp
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
vertrek
Ons vakansiegaste het gister vertrek.
cms/verbs-webp/59121211.webp
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
lui
Wie het die deurbel gelui?
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
gewoond raak
Kinders moet gewoond raak aan tandeborsel.
cms/verbs-webp/108556805.webp
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
kyk af
Ek kon van die venster af op die strand afkyk.
cms/verbs-webp/96476544.webp
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
stel vas
Die datum word vasgestel.