Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/74036127.webp
missen
De man heeft zijn trein gemist.
mis
Die man het sy trein gemis.
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
bekend wees met
Sy is nie bekend met elektrisiteit nie.
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
dien
Die sjef dien ons vandag self.
cms/verbs-webp/115172580.webp
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
bewys
Hy wil ’n wiskundige formule bewys.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
lieg
Hy lieg dikwels as hy iets wil verkoop.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
kontroleer
Die tandarts kontroleer die pasiënt se tande.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mengen
De schilder mengt de kleuren.
meng
Die skilder meng die kleure.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
brand
Die vleis moet nie op die rooster brand nie.
cms/verbs-webp/40632289.webp
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
gesels
Studente moet nie tydens die klas gesels nie.
cms/verbs-webp/23258706.webp
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
optrek
Die helikopter trek die twee mans op.
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
oefen
Sy oefen ’n ongewone beroep uit.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
lei
Hy geniet dit om ’n span te lei.