Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/109657074.webp
jaag weg
Een swaan jaag ’n ander weg.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
cms/verbs-webp/120368888.webp
vertel
Sy het vir my ’n geheim vertel.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/119289508.webp
hou
Jy kan die geld hou.
houden
Je mag het geld houden.
cms/verbs-webp/105238413.webp
spaar
Jy kan geld op verhitting spaar.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
cms/verbs-webp/122632517.webp
verkeerd gaan
Alles gaan vandag verkeerd!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
cms/verbs-webp/59121211.webp
lui
Wie het die deurbel gelui?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/27076371.webp
behoort
My vrou behoort aan my.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/118343897.webp
saamwerk
Ons werk saam as ’n span.
samenwerken
We werken samen als een team.
cms/verbs-webp/73751556.webp
bid
Hy bid stilweg.
bidden
Hij bidt in stilte.
cms/verbs-webp/95056918.webp
lei
Hy lei die meisie aan die hand.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergewe
Ek vergewe hom sy skulde.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/82378537.webp
wegdoen
Hierdie ou rubber bande moet afsonderlik weggedoen word.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.