Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/11579442.webp
gooi na
Hulle gooi die bal na mekaar.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/125319888.webp
bedek
Sy bedek haar hare.
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cms/verbs-webp/73751556.webp
bid
Hy bid stilweg.
bidden
Hij bidt in stilte.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stop
Die vrou stop ’n kar.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/96476544.webp
stel vas
Die datum word vasgestel.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/36190839.webp
veg
Die brandweer beveg die brand vanuit die lug.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminder
Ek moet beslis my verwarmingskoste verminder.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/114593953.webp
ontmoet
Hulle het mekaar die eerste keer op die internet ontmoet.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbind wees
Alle lande op Aarde is verbind.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
cms/verbs-webp/68561700.webp
ooplaat
Wie die vensters ooplaat, nooi inbrekers uit!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
cms/verbs-webp/12991232.webp
dank
Ek dank u baie daarvoor!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/59552358.webp
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?