Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/98977786.webp
nomi
Kiom da landoj vi povas nomi?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/84476170.webp
postuli
Li postulis kompenson de la persono kun kiu li havis akcidenton.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/65915168.webp
frenezi
La folioj frenezas sub miaj piedoj.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/113393913.webp
alveni
La taksioj alvenis ĉe la haltejo.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/125400489.webp
forlasi
Turistoj forlasas la plaĝon je tagmezo.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rajdi
Infanoj ŝatas rajdi biciklojn aŭ trotineton.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/67880049.webp
lasi
Vi ne devas lasi la tenilon!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/117953809.webp
elteni
Ŝi ne povas elteni la kantadon.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sendi
La varoj estos senditaj al mi en pakaĵo.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/101383370.webp
eliri
La knabinoj ŝatas eliri kune.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/94909729.webp
atendi
Ni ankoraŭ devas atendi dum monato.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/123380041.webp
okazi al
Ĉu io okazis al li en la labora akcidento?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?