Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

veseliti se
Djeca se uvijek vesele snijegu.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

koristiti
Ona svakodnevno koristi kozmetičke proizvode.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.

ležati
Djeca leže zajedno na travi.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.

izvući
Helikopter izvlači dvojicu muškaraca.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

prijaviti se
Svi na brodu prijavljuju se kapetanu.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

pokriti
Dijete pokriva uši.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

pustiti
Ne smiješ pustiti dršku!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

otkazati
Let je otkazan.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.

otpustiti
Šef ga je otpustio.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

otpremiti
Ovaj paket će uskoro biti otpremljen.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

voziti oko
Automobili voze u krugu.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
