Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/106851532.webp
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
gledati jedno drugo
Dugo su se gledali.
cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
održati govor
Politikar održava govor pred mnogim studentima.
cms/verbs-webp/90773403.webp
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
slijediti
Moj pas me slijedi kada trčim.
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
izbjegavati
Ona izbjegava svog kolegu.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
poslati
Roba će mi biti poslana u paketu.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
sortirati
Još imam puno papira za sortirati.
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
odbiti
Dijete odbija svoju hranu.
cms/verbs-webp/35862456.webp
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
početi
Novi život počinje brakom.
cms/verbs-webp/116610655.webp
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
graditi
Kada je izgrađen Kineski zid?
cms/verbs-webp/130288167.webp
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
čistiti
Ona čisti kuhinju.
cms/verbs-webp/116067426.webp
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
pobjeći
Svi su pobjegli od požara.
cms/verbs-webp/118008920.webp
beginnen
School begint net voor de kinderen.
početi
Škola tek počinje za djecu.