Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
zvoniti
Zvono zvoni svaki dan.

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
čavrljati
Često čavrlja s susjedom.

veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
uzrokovati
Alkohol može uzrokovati glavobolju.

verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
obogatiti
Začini obogaćuju našu hranu.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
krenuti
Kad se svjetlo promijenilo, automobili su krenuli.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
vikati
Ako želiš biti čuo, moraš glasno vikati svoju poruku.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
ovisiti
Slijep je i ovisi o vanjskoj pomoći.

volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
slijediti
Pilići uvijek slijede svoju majku.

arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
pristupiti
Taksiji su pristupili stanici.

annuleren
De vlucht is geannuleerd.
otkazati
Let je otkazan.

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
vratiti
Majka vraća kći kući.
