Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
udariti
U borilačkim vještinama morate dobro udarati.

beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
početi
Planinari su počeli rano ujutro.

delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
podijeliti
Trebamo naučiti podijeliti naše bogatstvo.

geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
dati
Otac želi dati svome sinu nešto dodatnog novca.

brengen
De koerier brengt een pakketje.
donijeti
Kurir donosi paket.

vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
obnoviti
Slikar želi obnoviti boju zida.

meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
pratiti razmišljanje
U kartama moraš pratiti razmišljanje.

bang zijn
Het kind is bang in het donker.
bojati se
Dijete se boji u mraku.

brengen
De bezorger brengt het eten.
donijeti
Dostavljač donosi hranu.

huilen
Het kind huilt in het bad.
plakati
Dijete plače u kadi.

terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
vratiti
Otac se vratio iz rata.
