Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

ušetriť
Moje deti si ušetrili vlastné peniaze.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

miešať
Maliar mieša farby.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

rozbaliť
Náš syn všetko rozbali!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

posilniť
Gymnastika posilňuje svaly.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

stretnúť
Niekedy sa stretnú na schodisku.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

zastaviť
Taxis sa zastavili na zastávke.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

zakryť
Dieťa sa zakryje.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

diskutovať
Kolegovia diskutujú o probléme.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

stratiť
Počkaj, stratil si peňaženku!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

raňajkovať
Najradšej raňajkujeme v posteli.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.

zaspať
Chcú konečne zaspať na jednu noc.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
