Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

počúvať
Deti radi počúvajú jej príbehy.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

poraziť
V tenise porazil svojho súpera.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

znieť
Jej hlas znie fantasticky.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

spoznať
Cudzie psy sa chcú navzájom spoznať.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

posielať
Tovar mi bude poslaný v balíku.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

pomenovať
Koľko krajín môžeš pomenovať?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

zložiť
Študenti zložili skúšku.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

chutiť
To chutí naozaj dobre!
smaken
Dit smaakt echt goed!

chvastať sa
Rád sa chvastá svojimi peniazmi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

zakryť
Dieťa sa zakryje.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

žiadať
On žiada odškodnenie.
eisen
Hij eist compensatie.
