Vocabulaire
Apprendre les verbes – Néerlandais
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
transporter
Nous transportons les vélos sur le toit de la voiture.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limiter
Pendant un régime, il faut limiter sa consommation de nourriture.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publier
La publicité est souvent publiée dans les journaux.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
découper
Il faut découper les formes.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
écrire à
Il m’a écrit la semaine dernière.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
s’habituer
Les enfants doivent s’habituer à se brosser les dents.
voeden
De kinderen voeden het paard.
nourrir
Les enfants nourrissent le cheval.
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
comprendre
J’ai enfin compris la tâche !
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
parler à
Quelqu’un devrait lui parler ; il est si seul.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
échanger
Les gens échangent des meubles d’occasion.
raden
Je moet raden wie ik ben!
deviner
Tu dois deviner qui je suis!