אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
הכניס
היה משלג בחוץ והכנסנו אותם.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
לא יכולה להחליט
היא לא יכולה להחליט אילו נעליים ללבוש.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
משווים
הם משווים את הספרות שלהם.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
לקחת איתך
לקחנו איתנו עץ חג המולד.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
להקדיש תשומת לב
צריך להקדיש תשומת לב לשלטי התנועה.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
השתנה
הרבה השתנה בגין שינוי האקלים.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
מבקרת
חברה ישנה מבקרת אותה.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
לשלוח
החבילה הזו תישלח בקרוב.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
הוציא
הקבוצה הוציאה אותו.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
לגעת
החקלאי גע בצמחיו.
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
להפסיק
אני רוצה להפסיק לעשן החל מעכשיו!