אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
להציע
האישה מציעה משהו לחברתה.

betalen
Ze betaalde met een creditcard.
לשלם
היא שילמה בכרטיס אשראי.

doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
לבלות
היא מבלה את כל הזמן הפנוי שלה בחוץ.

bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
להודות
הוא הודה לה בפרחים.

drukken
Hij drukt op de knop.
ללחוץ
הוא לוחץ על הכפתור.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
מנקה
היא מנקה את המטבח.

opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
לחפש
מה שאתה לא יודע, אתה צריך לחפש.

zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
להפנות
הם מפנים אחד לשני.

rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
נוסעים
המכוניות נוסעות במעגל.

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
להגביל
גדרות מגבילות את החירות שלנו.

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
משתמשים
אנו משתמשים במסכות גז באש.
