אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
להציע
האישה מציעה משהו לחברתה.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
לכמול
הוא מכמול את החברה שלו הרבה.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
לאהוב
היא באמת אוהבת את הסוס שלה.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
להגיב
היא הגיבה בשאלה.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
אוכלים
אנו מעדיפים לאכול ארוחת בוקר במיטה.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
הכניס
היה משלג בחוץ והכנסנו אותם.
spellen
De kinderen leren spellen.
לאיית
הילדים לומדים לאיית.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
להוריד שלג
הוריד הרבה שלג היום.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
התעוור
האיש עם התגיות התעוור.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
לחסוך
הילדה חוסכת את כספי הכיס שלה.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
בודק
הרופא השיניים בודק את ציוד השניים של המטופל.