Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

passar per
El tren està passant per davant nostre.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

rentar
No m’agrada rentar els plats.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

tornar a trucar
Si us plau, torna’m a trucar demà.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

trobar-se de nou
No puc trobar el camí de tornada.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

rebre
Va rebre una pujada del seu cap.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.

cobrir-se
El nen es cobreix.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

protegir
Cal protegir els nens.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

recollir
Ella va recollir una poma.
plukken
Ze plukte een appel.

muntar
La meva filla vol muntar el seu pis.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

repetir
Pots repetir-ho, si us plau?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

connectar
Aquest pont connecta dos barris.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
