Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

passar a través
El cotxe passa a través d’un arbre.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

donar
El pare vol donar al seu fill una mica més de diners.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.

xutar
Ves amb compte, el cavall pot xutar!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

passar per
El tren està passant per davant nostre.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

passar
Coses estranyes passen en somnis.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.

avançar
Els cargols avancen molt lentament.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.

moure’s
És saludable moure’s molt.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

estirar-se
Estaven cansats i es van estirar.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

tornar
La mestra torna els assaigs als estudiants.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

completar
Ells han completat la tasca difícil.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

cobrir
Ella ha cobert el pa amb formatge.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
