Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans
decidir
No puede decidir qué zapatos ponerse.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
proporcionar
Se proporcionan sillas de playa para los veraneantes.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
lanzar a
Se lanzan la pelota el uno al otro.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
influenciar
¡No te dejes influenciar por los demás!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
perseguir
El vaquero persigue a los caballos.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
convertirse
Se han convertido en un buen equipo.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
escuchar
Le gusta escuchar el vientre de su esposa embarazada.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
soportar
¡Apenas puede soportar el dolor!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
crear
Ha creado un modelo para la casa.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
traer
El mensajero trae un paquete.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cortar
Para la ensalada, tienes que cortar el pepino.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.