Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/113418367.webp
decidir
No puede decidir qué zapatos ponerse.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/19351700.webp
proporcionar
Se proporcionan sillas de playa para los veraneantes.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
cms/verbs-webp/11579442.webp
lanzar a
Se lanzan la pelota el uno al otro.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/100011426.webp
influenciar
¡No te dejes influenciar por los demás!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/3270640.webp
perseguir
El vaquero persigue a los caballos.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
cms/verbs-webp/94555716.webp
convertirse
Se han convertido en un buen equipo.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/129235808.webp
escuchar
Le gusta escuchar el vientre de su esposa embarazada.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/10206394.webp
soportar
¡Apenas puede soportar el dolor!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/110233879.webp
crear
Ha creado un modelo para la casa.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
cms/verbs-webp/61806771.webp
traer
El mensajero trae un paquete.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/121264910.webp
cortar
Para la ensalada, tienes que cortar el pepino.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/62069581.webp
enviar
Te estoy enviando una carta.
sturen
Ik stuur je een brief.