Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
go further
You can’t go any further at this point.
cms/verbs-webp/21529020.webp
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
run towards
The girl runs towards her mother.
cms/verbs-webp/113393913.webp
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
pull up
The taxis have pulled up at the stop.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
paint
She has painted her hands.
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limit
During a diet, you have to limit your food intake.
cms/verbs-webp/74036127.webp
missen
De man heeft zijn trein gemist.
miss
The man missed his train.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
look
She looks through binoculars.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
offer
She offered to water the flowers.
cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
leave standing
Today many have to leave their cars standing.
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
wait
We still have to wait for a month.
cms/verbs-webp/102853224.webp
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
bring together
The language course brings students from all over the world together.
cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
tax
Companies are taxed in various ways.