Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
surpass
Whales surpass all animals in weight.
cms/verbs-webp/119613462.webp
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
expect
My sister is expecting a child.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
show
I can show a visa in my passport.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limit
Fences limit our freedom.
cms/verbs-webp/56994174.webp
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
come out
What comes out of the egg?
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
sound
Her voice sounds fantastic.
cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
emphasize
You can emphasize your eyes well with makeup.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
send
He is sending a letter.
cms/verbs-webp/47225563.webp
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
think along
You have to think along in card games.
cms/verbs-webp/112970425.webp
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
get upset
She gets upset because he always snores.
cms/verbs-webp/116932657.webp
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
receive
He receives a good pension in old age.