Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/118567408.webp
denken
Wie denk je dat sterker is?
think
Who do you think is stronger?
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
remove
The craftsman removed the old tiles.
cms/verbs-webp/74693823.webp
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
need
You need a jack to change a tire.
cms/verbs-webp/92207564.webp
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
ride
They ride as fast as they can.
cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
leave
Many English people wanted to leave the EU.
cms/verbs-webp/114993311.webp
zien
Je kunt beter zien met een bril.
see
You can see better with glasses.
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
sound
Her voice sounds fantastic.
cms/verbs-webp/78063066.webp
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
keep
I keep my money in my nightstand.
cms/verbs-webp/120900153.webp
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
go out
The kids finally want to go outside.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
happen
Something bad has happened.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
go through
Can the cat go through this hole?
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
drive back
The mother drives the daughter back home.