Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
ring
Do you hear the bell ringing?

geloven
Veel mensen geloven in God.
believe
Many people believe in God.

vertrekken
De trein vertrekt.
depart
The train departs.

aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
get a turn
Please wait, you’ll get your turn soon!

verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
enrich
Spices enrich our food.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
burn
The meat must not burn on the grill.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hang
Both are hanging on a branch.

ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
discover
The sailors have discovered a new land.

herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
repeat
Can you please repeat that?

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publish
Advertising is often published in newspapers.

mengen
De schilder mengt de kleuren.
mix
The painter mixes the colors.
