Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
beat
Parents shouldn’t beat their children.

liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
lie
He often lies when he wants to sell something.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
speak
One should not speak too loudly in the cinema.

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
pull out
How is he going to pull out that big fish?

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
improve
She wants to improve her figure.

voeden
De kinderen voeden het paard.
feed
The kids are feeding the horse.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
set aside
I want to set aside some money for later every month.

uitkomen
Wat komt er uit het ei?
come out
What comes out of the egg?

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
hope
Many hope for a better future in Europe.

vermijden
Ze vermijdt haar collega.
avoid
She avoids her coworker.

veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cause
Sugar causes many diseases.
