Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
beat
Parents shouldn’t beat their children.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
lie
He often lies when he wants to sell something.
cms/verbs-webp/38753106.webp
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
speak
One should not speak too loudly in the cinema.
cms/verbs-webp/120870752.webp
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
pull out
How is he going to pull out that big fish?
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
improve
She wants to improve her figure.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
feed
The kids are feeding the horse.
cms/verbs-webp/122290319.webp
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
set aside
I want to set aside some money for later every month.
cms/verbs-webp/56994174.webp
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
come out
What comes out of the egg?
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
hope
Many hope for a better future in Europe.
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
avoid
She avoids her coworker.
cms/verbs-webp/105681554.webp
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cause
Sugar causes many diseases.
cms/verbs-webp/102136622.webp
trekken
Hij trekt de slee.
pull
He pulls the sled.