Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/90287300.webp
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
ring
Do you hear the bell ringing?
cms/verbs-webp/119417660.webp
geloven
Veel mensen geloven in God.
believe
Many people believe in God.
cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
depart
The train departs.
cms/verbs-webp/18473806.webp
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
get a turn
Please wait, you’ll get your turn soon!
cms/verbs-webp/108350963.webp
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
enrich
Spices enrich our food.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
burn
The meat must not burn on the grill.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hang
Both are hanging on a branch.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
discover
The sailors have discovered a new land.
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
repeat
Can you please repeat that?
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publish
Advertising is often published in newspapers.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mengen
De schilder mengt de kleuren.
mix
The painter mixes the colors.
cms/verbs-webp/85191995.webp
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
get along
End your fight and finally get along!