Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/61806771.webp
brengen
De koerier brengt een pakketje.
bring
The messenger brings a package.
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
lead
The most experienced hiker always leads.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
feel
The mother feels a lot of love for her child.
cms/verbs-webp/106608640.webp
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
use
Even small children use tablets.
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
repeat
Can you please repeat that?
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
remove
The craftsman removed the old tiles.
cms/verbs-webp/23258706.webp
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
pull up
The helicopter pulls the two men up.
cms/verbs-webp/122398994.webp
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
kill
Be careful, you can kill someone with that axe!
cms/verbs-webp/114272921.webp
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
drive
The cowboys drive the cattle with horses.
cms/verbs-webp/120900153.webp
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
go out
The kids finally want to go outside.
cms/verbs-webp/109099922.webp
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
remind
The computer reminds me of my appointments.
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
squeeze out
She squeezes out the lemon.