Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

search
I search for mushrooms in the fall.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.

take part
He is taking part in the race.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.

embrace
The mother embraces the baby’s little feet.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

sound
Her voice sounds fantastic.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

park
The cars are parked in the underground garage.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

hear
I can’t hear you!
horen
Ik kan je niet horen!

forget
She doesn’t want to forget the past.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

drive through
The car drives through a tree.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

want to leave
She wants to leave her hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

love
She loves her cat very much.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

cut to size
The fabric is being cut to size.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
