Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

get a turn
Please wait, you’ll get your turn soon!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!

love
She really loves her horse.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

quit
He quit his job.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.

look forward
Children always look forward to snow.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

mix
Various ingredients need to be mixed.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

lie
He often lies when he wants to sell something.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

want to go out
The child wants to go outside.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

confirm
She could confirm the good news to her husband.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.

punish
She punished her daughter.
straffen
Ze strafte haar dochter.

guarantee
Insurance guarantees protection in case of accidents.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
