Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/86710576.webp
depart
Our holiday guests departed yesterday.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/113418367.webp
decide
She can’t decide which shoes to wear.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/89025699.webp
carry
The donkey carries a heavy load.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/90292577.webp
get through
The water was too high; the truck couldn’t get through.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
cms/verbs-webp/101630613.webp
search
The burglar searches the house.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
cms/verbs-webp/114231240.webp
lie
He often lies when he wants to sell something.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/91997551.webp
understand
One cannot understand everything about computers.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/100434930.webp
end
The route ends here.
eindigen
De route eindigt hier.
cms/verbs-webp/3819016.webp
miss
He missed the chance for a goal.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
cms/verbs-webp/91442777.webp
step on
I can’t step on the ground with this foot.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sort
I still have a lot of papers to sort.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
cms/verbs-webp/120128475.webp
think
She always has to think about him.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.