Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

miss
The man missed his train.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

want
He wants too much!
willen
Hij wil te veel!

go back
He can’t go back alone.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

work out
It didn’t work out this time.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.

order
She orders breakfast for herself.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

shout
If you want to be heard, you have to shout your message loudly.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

call
The boy calls as loud as he can.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

go
Where did the lake that was here go?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

offer
She offered to water the flowers.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

listen
He is listening to her.
luisteren
Hij luistert naar haar.
