Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens
teči
Atlet teče.
rennen
De atleet rent.
nositi
Na hrbtih nosijo svoje otroke.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
trenirati
Pes je treniran od nje.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
ustaviti se
Pri rdeči luči se morate ustaviti.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
vplivati
Ne pusti, da te drugi vplivajo!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
mešati
Različne sestavine je treba zmešati.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
odpustiti
Šef ga je odpustil.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
povečati
Podjetje je povečalo svoj prihodek.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
zadržati se
Ne smem preveč zapravljati; moram se zadržati.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
lagati
Včasih je v sili treba lagati.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
čutiti
Mama čuti veliko ljubezni do svojega otroka.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.