Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens
postreči
Natakar postreže s hrano.
serveren
De ober serveert het eten.
parkirati
Kolesa so parkirana pred hišo.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
oglasiti se
Kdor kaj ve, se lahko oglasi v razredu.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
sovražiti
Oba fanta se sovražita.
haten
De twee jongens haten elkaar.
razprodati
Blago se razprodaja.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
zadoščati
Za kosilo mi zadošča solata.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
potegniti
Kako bo potegnil ven to veliko ribo?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
pomeniti
Kaj pomeni ta grb na tleh?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
viseti dol
S strehe visijo ledenice.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
omeniti
Kolikokrat moram omeniti ta argument?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
zbežati
Naš sin je hotel zbežati od doma.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.