Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

strinjati se
Sosedi se niso mogli strinjati glede barve.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

igrati
Otrok se raje igra sam.
spelen
Het kind speelt liever alleen.

predstavljati si
Vsak dan si predstavlja nekaj novega.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

pobrati
Vse jabolka moramo pobrati.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

voziti
Otroci radi vozijo kolesa ali skiroje.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

iztisniti
Limono iztisne.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

zaupati
Lastniki mi za sprehod zaupajo svoje pse.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

zaposliti
Kandidat je bil zaposlen.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

vrniti
Oče se je vrnil iz vojne.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

slikati
Naslikal sem ti lepo sliko!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

poslušati
Otroci radi poslušajo njene zgodbe.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
