Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/113966353.webp
postreči
Natakar postreže s hrano.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkirati
Kolesa so parkirana pred hišo.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/68212972.webp
oglasiti se
Kdor kaj ve, se lahko oglasi v razredu.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/123213401.webp
sovražiti
Oba fanta se sovražita.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/853759.webp
razprodati
Blago se razprodaja.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
cms/verbs-webp/106591766.webp
zadoščati
Za kosilo mi zadošča solata.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
cms/verbs-webp/120870752.webp
potegniti
Kako bo potegnil ven to veliko ribo?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/93792533.webp
pomeniti
Kaj pomeni ta grb na tleh?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/28581084.webp
viseti dol
S strehe visijo ledenice.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/119520659.webp
omeniti
Kolikokrat moram omeniti ta argument?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
cms/verbs-webp/41918279.webp
zbežati
Naš sin je hotel zbežati od doma.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
cms/verbs-webp/113842119.webp
miniti
Srednji vek je minil.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.