Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/121870340.webp
teči
Atlet teče.
rennen
De atleet rent.
cms/verbs-webp/117311654.webp
nositi
Na hrbtih nosijo svoje otroke.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trenirati
Pes je treniran od nje.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/44848458.webp
ustaviti se
Pri rdeči luči se morate ustaviti.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/100011426.webp
vplivati
Ne pusti, da te drugi vplivajo!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/128159501.webp
mešati
Različne sestavine je treba zmešati.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
cms/verbs-webp/96586059.webp
odpustiti
Šef ga je odpustil.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/122079435.webp
povečati
Podjetje je povečalo svoj prihodek.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/61280800.webp
zadržati se
Ne smem preveč zapravljati; moram se zadržati.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/99725221.webp
lagati
Včasih je v sili treba lagati.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
cms/verbs-webp/106665920.webp
čutiti
Mama čuti veliko ljubezni do svojega otroka.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
cms/verbs-webp/106591766.webp
zadoščati
Za kosilo mi zadošča solata.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.