Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/95625133.webp
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
elske
Hun elsker katten sin veldig mye.
cms/verbs-webp/88615590.webp
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
beskrive
Hvordan kan man beskrive farger?
cms/verbs-webp/99951744.webp
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
mistenke
Han mistenker at det er kjæresten hans.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
sitte
Mange mennesker sitter i rommet.
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
tilby
Strandstoler tilbys ferierende.
cms/verbs-webp/58993404.webp
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
gå hjem
Han går hjem etter arbeid.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stoppen
De vrouw stopt een auto.
stoppe
Kvinnen stopper en bil.
cms/verbs-webp/115267617.webp
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
tørre
De tørret å hoppe ut av flyet.
cms/verbs-webp/115291399.webp
willen
Hij wil te veel!
ville
Han vil ha for mye!
cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantere
Forsikring garanterer beskyttelse i tilfelle ulykker.
cms/verbs-webp/116519780.webp
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
løpe ut
Hun løper ut med de nye skoene.
cms/verbs-webp/86215362.webp
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
sende
Dette selskapet sender varer over hele verden.