Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/46602585.webp
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
vervoer
Ons vervoer die fietse op die motor se dak.
cms/verbs-webp/91254822.webp
plukken
Ze plukte een appel.
pluk
Sy het ’n appel gepluk.
cms/verbs-webp/63244437.webp
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
bedek
Sy bedek haar gesig.
cms/verbs-webp/66441956.webp
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
neerskryf
Jy moet die wagwoord neerskryf!
cms/verbs-webp/90321809.webp
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
geld uitgee
Ons moet baie geld aan herstelwerk spandeer.
cms/verbs-webp/105224098.webp
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
bevestig
Sy kon die goeie nuus aan haar man bevestig.
cms/verbs-webp/94312776.webp
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
weggee
Sy gee haar hart weg.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
beweeg
Dit is gesond om baie te beweeg.
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
verskaf
Strandstoele word aan vakansiegangers verskaf.
cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
vernietig
Die tornado vernietig baie huise.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
ritsel
Die blare ritsel onder my voete.
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
oor die weg kom
Sy moet met min geld oor die weg kom.