Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
hernu
Die skilder wil die muurkleur hernu.
cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
vernietig
Die tornado vernietig baie huise.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
bedank
Hy het sy werk bedank.
cms/verbs-webp/75281875.webp
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
versorg
Ons opsigter sorg vir sneeuverwydering.
cms/verbs-webp/99602458.webp
beperken
Moet handel worden beperkt?
beperk
Moet handel beperk word?
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
praat met
Iemand moet met hom praat; hy’s so eensaam.
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
vermy
Sy vermy haar kollega.
cms/verbs-webp/81885081.webp
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
brand
Hy het ’n lucifer gebrand.
cms/verbs-webp/120086715.webp
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
voltooi
Kan jy die legkaart voltooi?
cms/verbs-webp/120870752.webp
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
uittrek
Hoe gaan hy daardie groot vis uittrek?
cms/verbs-webp/124740761.webp
stoppen
De vrouw stopt een auto.
stop
Die vrou stop ’n kar.
cms/verbs-webp/121928809.webp
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
versterk
Gimnastiek versterk die spiere.