Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/122789548.webp
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
donar
Què li va donar el seu nòvio pel seu aniversari?
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
augmentar
L’empresa ha augmentat els seus ingressos.
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cuidar
El nostre fill cuida molt bé del seu cotxe nou.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
estimar
Realment estima el seu cavall.
cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
vendre
Els comerciants estan venent molts productes.
cms/verbs-webp/125402133.webp
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
tocar
Ell la toca tendrament.
cms/verbs-webp/124525016.webp
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
quedar enrere
El temps de la seva joventut queda lluny enrere.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
discutir
Els col·legues discuteixen el problema.
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
conviure
Els dos planejen conviure aviat.
cms/verbs-webp/84365550.webp
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
transportar
El camió transporta les mercaderies.
cms/verbs-webp/123170033.webp
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
declarar-se en fallida
L’empresa probablement es declararà en fallida aviat.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limitar
Les tanques limiten la nostra llibertat.