Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/86215362.webp
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
enviar
Aquesta empresa envia productes arreu del món.
cms/verbs-webp/110233879.webp
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
crear
Ell ha creat un model per la casa.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
enviar
Ell està enviant una carta.
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
sorprendre
Ella va sorprendre els seus pares amb un regal.
cms/verbs-webp/102853224.webp
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
reunir
El curs de llengua reuneix estudiants de tot el món.
cms/verbs-webp/125319888.webp
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cobrir
Ella cobreix el seu cabell.
cms/verbs-webp/85191995.webp
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
portar-se bé
Acabeu la vostra baralla i porteu-vos bé de cop!
cms/verbs-webp/99207030.webp
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
arribar
L’avió ha arribat a temps.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
superar
Les balenes superen tots els animals en pes.
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
repetir
Pots repetir-ho, si us plau?
cms/verbs-webp/102304863.webp
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
xutar
Ves amb compte, el cavall pot xutar!
cms/verbs-webp/104135921.webp
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
entrar
Ell entra a l’habitació de l’hotel.