Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/99769691.webp
pravažiuoti
Traukinys pravažiuoja pro šalia mūsų.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/123213401.webp
nekęsti
Du berniukai vienas kito nekenčia.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/90032573.webp
žinoti
Vaikai labai smalsūs ir jau daug ką žino.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/34567067.webp
ieškoti
Policija ieško nusikaltėlio.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/80325151.webp
užbaigti
Jie užbaigė sunkią užduotį.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
cms/verbs-webp/112407953.webp
klausytis
Ji klausosi ir girdi garsą.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/106203954.webp
naudoti
Gaisre naudojame kaukes nuo dūmų.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/106608640.webp
naudoti
Net maži vaikai naudoja planšetinius kompiuterius.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/89635850.webp
skambinti
Ji paėmė telefoną ir skambino numeriu.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/103910355.webp
sėdėti
Kambaryje sėdi daug žmonių.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
cms/verbs-webp/130938054.webp
apsikabinti
Vaikas apsikabina.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/119404727.webp
daryti
Turėjote tai padaryti prieš valandą!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!